Bij de capitulatie van Nederland in 1940 ben ik met nog 6 Beerse jongens gevangen gezet in Duitsland: Antoon Smulders in Rostock, Harrie van de Laar in Starregat, Toon van Korven, Janus Smulders, Karel Smulders en Frans Adriaans, allen teruggekomen. In gevangenschap van 5 weken kregen ze niets op af en toe een gestoomde aardappel na. Na een 5 a 6 tal weken mochten we terug naar huis.
Vanaf half augustus 1944 zat ik bij de PAN (Partizanen Actie Nederland) maar had ook contacten met de LO via Huybregts. Bij een bijeenkomst van de PAN, geleid door Roosema als commandant, in de Spreeuwel in Westelbeers. Hier kwam ik er achter dat er ook Teet Elting er bij zat en nog 4 anderen die ik niet kende.
Oproep Arbeidsdienst
Daar ik geen boerenzoon was kreeg ik, half oktober 1942, een oproep voor de arbeidsdienst. Ik ben toen terecht gekomen in Groningen, in de Slingerbeetjes, tegenover was een Joods kamp. Op een gegeven ogenblik dacht ik :”Ik moet hier weg zien te komen”. Op een keer meldde ik mij ziek, ik heb toen steeds maar volgehouden dat het steeds erger werd. En op zekere dag moest ik naar een ziekenhuis in Utrecht voor onderzoek, toen dat voorbij was mocht ik terug zonder geleiden. Zodra ik buiten was ben ik naar huis gevlucht.
Na een paar dagen thuis kwam politie Wim van de Anker bij ons zeggen dat ik in het politieblad stond ben ik maar vlug ondergedoken.
Ik ben toen naar Basten aan de Kuikseindseweg gegaan waar ik in een ondergrondse schuilkelder gezeten heb. Wim Basten kwam mij eten brengen. Het was zo’n ellende in die schuilkelder, koud en nat, ik heb er zelfs nog schurft opgelopen. Pas tergen de bevrijding werd het minder met het gevaar. Ik had toen wel een Ausweis gekregen maar dat was niet meer geldig.
Radio inleveren
13 mei 1943 kregen we van de Duitsers te horen dat we de radio moesten inleveren, dit om te voorkomen dat we naar de BBC of radio Oranje konden luisteren. Enkele deden dit wel maar wij verstopte de radio. Stiekem luisterde wij naar radio Oranje samen met Caman, die de leider was van de onderduikers. Ook Marie van Kruisdijk, Leermakers en Haneveld kwamen bij ons luisteren en er werd alles besproken in het Engels. Op het laatst hing bij ons in de keuken een plaat en daarop werd aangetekend hoe alles erbij stond.
Oorlog aan de Kanaaldijk
Van de oorlog aan de Kanaaldijk is erg weinig te merken geweest. De binnenkomst van de Duitsers is ongemerkt aan de bewoners voorbij gegaan. Alleen het feit dat er een Frans vliegtuig is neergestort aan de Groenewoudseweg is in de herinnering gebleven. De Nederlandse militairen hadden ook de bruggen over het kanaal opgeblazen waardoor ze aan de overkant in de problemen kwamen omdat ze hun melk niet meer konden leveren. Er was wel een noodbrug gebouwd bij de Kattenbergseweg maar daar kon je alleen met de fiets over en niet met melkbussen. Daarom hadden ze een vlot gebouwd dat ze met een lange stok naar de overkant boomden. Daar zetten ze de melkbussen neer die dan opgehaald werden door Rooijakkers die ze in Middelbeers naar de melkfabriek bracht.
Met enige moeite konden ze zo ook een koe naar de overkant krijgen.
Van de bevrijding is er aan de Kanaaldijk niets te merken geweest omdat ze geëvacueerd waren. Maar de weken ervoor was het wel spannend geweest. De rest van Beers was bevrijd en zij zaten daar aan de andere kant van het kanaal nog tussen de Duitsers en in de vuurlinie. De Duitsers schoten op de Engelsen aan de andere kant van het kanaal en de Engelsen schoten uiteraard terug.
Het is in deze periode geweest dat de heer Das bij de Kattenbergsebrug het leven liet als gevolg van een granaatscherf.
In september kreeg Geerts bezoek van een 40-tal Duitse militairen die zich ongevraagd in de stal installeerden. De bevelvoerende officier kwam eens binnenkijken en meteen was de dochter des huizes haar eigen kamer kwijt. Daar sliep vanaf toen de officier.
Mei 1944 de eerste Duitsers in Oostelbeers
Begin februari 1943 werden de kerkklokken uit de toren van de kerk in Oostelbeers gehaald. Drie grote klokken, één kleine bleef hangen. Dat gebeurde niet door Duitsers , het waren mannen in een blauwe overall, ze waren met z’n vieren. Waarschijnlijk leden van de Organization Todt. Ze kwamen met een rode General motor Truck met D.A.F. pendel-as oplegger. De truck liep op gasflessen. Het was bitterkoud die dag, ‘s avonds om half zeven reden ze weg.
Een waardevol angels klokje was al eerder achter op het kerkhof verstopt, is daar niet gevonden!
Eind mei 1944 kwamen de eerste Duitsers in Oostelbeers, zij trokken in de school. De schoolactiviteiten werden verplaatst naar de oude kerk.
Voor die tijd hebben we weinig Duitsers gezien, behalve dan Kurt Rosevelt met zijn mannen van het schijnvliegveld. Ook waren er Duitsers aan de Vessemsedijk in de wei van Peer Geerts. Daar was ook een vrouw bij, een zg. Flak Waffen Helferin. Ingekwartierd in de school was de weermacht afdeling Plümekelater de afdeling Graz.
Dansen en onderduiken
We gingen dikwijls dansen in Tilburg bij Ton Smits in de Heuvelstraat. Daar was en dansschool. Ik ging er, op de fiets, met nog enkel anderen waaronder Marietje van Dommelen ook uit Middelbeers. Wat moesten we ander doen op zondag, er was maar weinig te beleven! Het dansen was verboden, dat wisten we allemaal wel maar wij stonden niet stil bij het gevaar.
Tot op een zondagmiddag, in januari 1943, toen we ook weer in Tilburg in de danszaal waren kwam er opeens kwam er een groep Duitsers in uniform binnen. De hele zaal werd afgesloten, de meisjes mochten eruit en de jongens werden meegenomen naar de Willem II kazerne in Tilburg. Daar hebben we nog de hele middag in de sneeuw gestaan. We waren tot onze knieën ingesneeuwd en mochten niet bewegen, we moesten stil blijven staan. Allemaal in een rij.
Een wacht liep op en neer met en geladen geweer en pas ’s avonds zijn we in een vrachtwagen geladen en naar ’s Hertogenbosch naar het Huis van Bewaring gebracht. Daar zijn we nog een hele week geweest. Toen werden we weer in een vrachtwagen geladen en naar Amersfoort gebracht.
We hadden enkel onze zondagse kleren aan, anders hadden we niets bij ons. In Amersfoort, daar zaten wel 4000 man, aangekomen hadden we nog steeds dezelfde kleren aan die niet zo fris meer waren. Daar moesten we onze kleren inleveren en kregen we een kamppak aan en klompen. Sokken kregen we niet.
Na enkele weken werden we ‘s nachts op transport gezet nu naar West-Falen in Duitsland. Ik had al afgesproken met twee andere jongens, Ad Hoozemans uit Diessen en Christ van Riel uit Hilvarenbeek, dat we onderweg uit de trein zouden springen.
Terwijl de trein op volle snelheid lag zijn wij er ter hoogte van Liempde uitgesprongen zoals afgesproken. We zouden afzonderlijk naar huis lopen. Ik was weinig gewond, veel schaafwonden en een gebroken vinger. Uren heb ik door de velden en bossen gelopen.
Uiteindelijk kwam ik in Oirschot bij molenaar van Kessel aan de Bestseweg uit. Pas ’s avonds toen het donker kwam dierenarts Roelvink met de motor en die heeft mij meegenomen. Roelvink bracht mij naar Sjef Adriaanse aan de Voorteindse-weg, dat was een oom van mij. Daar ben ik een nacht geweest en toen naar brugwachter Mans aan de Groenewoudse brug gegaan. Daar ben ik tot mei 1944 ondergedoken geweest.
Na een keuring ondergedoken
In 1941 kreeg ik een oproep voor de keuring om te moeten gaan werken in Duitsland bij de Krupp Fabrieken in Essen. In moest me melden in Tilburg in de Spoorlaan. Ik ben daarnaar toe gegaan en werd goedgekeurd. Die keuring stelde niet veel voor, ze moesten gewoon mensen hebben. Ik werd door een man die bij de ingang stond binnengelaten, toen ik weer buiten kwam zei diezelfde man tegen mij: ”waar kom jij vandaan?” Ik zei dat ik uit de Beerzen kwam en daarop antwoordde hij dat ik maar gauw naar huis moest gaan. Ik begreep direct wat hij bedoelde, ben gauw naar huis gegaan en ondergedoken.
Bij de gevechten, september 1944, in Oostelbeers heb ik gezien dat Jan Verhagen dodelijk getroffen werd door een granaatscherf. Jan Verhagen en Lisa van Beers heb ik samen, ik dacht met Frans Adriaans, onder de toren gelegd. Toen twee kisten bij Adriaans in de timmerwinkel gemaakt en begraven op het kerkhof in Oostelbeers.
Na de bevrijding ben ik nog met enkele anderen uit de jaren als vrijwilliger naar Nederlands Indië geweest.
Schijnvliegveld



Ik woonde op de boerderij, Johanna Hoeve aan de Oirschotseweg A51, welke lag midden op de schijnvliegveld, samen met mijn oudere broers en zusjes.
Al direct na de bezetting, juni 1940, werd er een schijnvliegveld aangelegd in de nabijheid van de Oirschotseweg. Er werden slagbomen over de weg aangebracht en die werden ’s nachts gesloten, en dan mocht er geen enkel verkeer meer over die weg. De slagbomen werden geplaats, een in Oostelbeers op de huidige Langereijt tussen nr. 21 en 10 en de andere in Oirschot op de Beerseweg bij nr. 10.
Op het schijnvliegveld werd een namaak startbaan aangelegd, deze bestond uit een wel 500 meter lange spoorrails met daarop een namaakvliegtuig. Aan het begin bij het huis van Gerrits een hangaar. De zogenaamde startbaan had ook nog aan weerszijde van de baan een lange rij lampen. Het vliegtuig, vastgekoppeld aan een staaldraad, werd voortgetrokken door een elektromotor. Zo kon het vooruit de hangaar uit en weer achterwaarts terug. Bij Nol Veldman waren de barakken gebouwd en ook een op de weg naar de “Witte Bergen”. Daar was ook een bunker gebouwd, waar de Duitsers konden schuilen als er bommen gegooid werden. Het schijnvliegveld werd dag en nacht bewaakt.
Al vlug vielen de eerste bommen en wel op 6 en 7 augustus 1940. Een viel er net langs ons huis en een andere viel tegen de voorkant van het huis van Versteeg, waardoor er de gehele voorgever uitsloeg. Zij woonden toen nog in het huis, maar er waren geen ongelukken gebeurd, Gerard, Gerda, 9 kinderen en een knecht, lag te slapen. Het huis was zo zwaar beschadigd dat ze er niet meer in konden wonen.
De vroedvrouw
Toen de oorlog in mei 1940 uitbrak woonde ik in Middelbeers, Willibrordstraat 2. Ik was vroedvrouw en dit was mijn ambtswoning. De hele oorlog heb ik mijn werk normaal uitgevoerd, ik had weinig hinder van de bezetters en voor mijn vervoer had ik een lichte motor, brandstof kreeg ik voldoende, deze was echter wel op de bon.
Ook heb ik gezorgd dat een piloot die bij Kees Goossens aan de Franse Baan terecht was gekomen, weer uit Nederland weg kon komen en deze piloot is ook weer in zijn eigen land aangekomen. Verder heb ik nog een piloot zijn wonden verzorgt, die was bij de familie Haneveld aan de Kromvensedijk in Middelbeers gekomen.
21 september 1944 kreeg ik nog een familie Soethout uit Oirschot op bezoek. Zij moesten evacueren en dachten we trekken naar Middelbeers dan zitten we dichter bij de vroedvrouw omdat mevrouw Soethout een baby verwachtte en het alle dagen kon gebeuren. Wij hadden echter geen plaats meer en ik kon ze onderbrengen bij Sjef Liebregts, daar waren ze welkom. Toen op 22 september de eerste granaat viel bij de textielwinkel van Eeten werd mevrouw Soethout zwaar gewond, waarna direct de bevalling begon , ik ben met haar de kerk ingevlucht waar het kindje dood geboren werd.
Oproep militaire dienst
In oktober 1939 was ik aardappelen aan het rooien bij Sjef Hooijen, toen veldwachter Heeffer aan kwam met een oproep om in vervroegd militaire dienst te komen. Hij moest dit mij persoonlijk afgeven. Ik kreeg deze vervroegde oproep omdat de spanningen op liepen. Na een paar dagen ben ik weggegaan naar Venlo – Blerick waar ik een 5 maanden durende opleiding heb gehad.
Vanuit de tenten, in het open veld nabij Grubbenvorst, zijn we naar Hout-Blerick gegaan en vandaar moesten we naar de stellingen aan de Maas. Daar lagen wij met ongeveer 50 soldaten. We moesten om de beurt naar de Maas op wacht, dag en nacht, waar we om de 2 uur werden afgelost. De overige taken was het bouwen van stellingen en loopgraven. Net toen ik op wacht stond, 10 mei 1940, om ongeveer een uur 4 – 5 brak de oorlog uit. Al na een uur toen het licht geworden was, zagen wij al aan de overkant van de Maas Duitse soldaten op de motorfiets op en neer rijden. Daar aan de overkant was een bos wat wij vrij moesten houden van Duitsers. Na 12 uur in de middag kwamen ze ons vertellen dat we ons moesten overgeven, terugtrekken kon niet meer omdat de Duitsers toen al overal om ons heen zaten. Vanaf dat moment was ik krijgsgevangenen, ik kreeg nummer 4099 en kwam voor enkele weken in gevangenschap.
Via Kaldenkirchen zijn wij per trein naar Bocholt vervoerd. Daar zijn we 8 dagen gebleven en toen dieper Duitsland in. Een treinreis van 28 uur bracht ons maar Stargard in Polen.
De 6e of 7e week van onze krijgsgevangenschap kregen we toestemming om terug te gaan naar Nederland. Met de trein werden we vervoerd naar Oldenzaal waar we 10 gulden de man kregen en verder maar moesten zien hoe we thuis kwamen.
Eten (Ver)kopen en een Engelse piloot
Omstreeks 1943 kwamen de eerste mensen uit de stad voor eten te kopen, daar was veel te weinig, brood bakken deden we zelf, en dat verkochten wij dan aan die mensen, maar er kwamen er steeds meer, totdat het veel te erg werd en wij alleen nog maar aan de mensen verkochten die van het begin af gekomen waren. Alles werd door de Duitsers geregistreerd, en bij het dorsen stond dan ook een controleur bij, die kneep wel eens een oogje dicht, zodat wij wel wat weg konden zetten, en dat werd dan verstopt op een geheimen plaats Het graan gemalen krijgen ging ook wel, wij lieten het malen bij van Himbergen, of ook wel bij Peters in Oirschot net over de brug. Boter maakte we ook zelf en die werd ook verkocht aan die mensen uit de stad, ook wel eens fruit uit de boomgaard, die mensen wilden alles. Wat we mee maakten met een bakker uit Tilburg, het was denk ik in 1943. De man kwam bij ons en kocht boter, appels, peren en boontjes, hij pakte het allemaal op zijn fiets. Die was erg zwaar geladen waarop ik tegen hem zei : “als dat maar goed afloopt want als je ze zo zien fietsen zullen ze je wel aanhouden en dan ben je erbij”. Hierop antwoorde hij dat hij dat niet zou zeggen waar het vandaan kwam.
Op 20 december 1943 was er ’s avonds om 9 uur in Oirschot een vliegtuig gevallen vooraan op de Eindhovensedijk, de piloot was uit het brandende vliegtuig gesprongen. De piloot was aan het zwerven gegaan in de richting Best en daar was hij bij een boer aangekomen, hij had een beschadigde voet opgelopen. De piloot kreeg bij die boer een klomp en eten en zo is hij ’s morgens op 21 december om 5 uur in de ochtend bij ons komen aanzetten. Ik liet de man binnen en deed het licht aan, toen zag ik pas dat het een piloot was, ik kneep hem wel daar wij maar 500 meter van de Duitsers af woonden die op het schijnvliegveld woonden.
Zuster Teepen, dat was de voedvrouw, zou wel komen praten met hem zo goed als het ging met het engels dat zij kende. Die zelfde dag was ze nog gekomen en ze bracht ook een woordenboek mee. De piloot heette Jemmi Smiet (Jimmy Smith) en woonde in Dendie (Dundee) in Schotland, dat zijn we pas later te weten gekomen.
Piet Leermakers, hij was vee verloskundige, zat ook in de ondergrondse en kwam veel in Beers, ook bij ons. Ik heb met Piet Leermakers over de piloot gesproken, en die heeft ook met de piloot gesproken over de terugtocht naar Engeland. De piloot wilde toch liever weg gebracht worden door Leermakers. En zo kwam het dan op zekeren dag dat het zover was, wij gingen op de fiets weg. Piet voorop daarachter op 50 meter afstand fietste de piloot en op 100 meter afstand daarachter fietste ik. Wij hadden afgesproken als ze aan ons aan zouden houden dat we elkaar niet kende. Het liep allemaal goed af en kwamen veilig in Biesthoutakker aan, vanwaar hij verder gebracht zou worden.
Dienstplichtig soldaat

Ik ben als dienstplichtig soldaat opgeroepen in april 1938. De eerste zes weken in Venlo daarna drie maanden in Eindhoven. Later in ’s-Hertogenbosch en negen maanden in Beek en Donk. Toen de mobilisatie uitbrak was ik gelegerd in Handel waar we veel moesten oefenen. Op een keer waren we aan het oefenen aan het kanaal in Beek en Donk. Wij aan de ene kant en andere soldaten aan de andere kant van het kanaal. Ik dacht aan zo’n oefening is ook niks aan want we moesten alsmaar paf-paf roepen.
Toen de oorlog, 10 mei 1940, was uitgebroken werden we op transport naar de Maas gezet. Onderweg ,in de Kruisstraat, zagen we al Duitse vliegtuigen naar beneden komen. Bij de Maas aangekomen was de brug al opgeblazen en moesten we op een pont de Maas oversteken. We zaten met veel te veel soldaten op de pont en ik was dan ook wel bang. Ook kwamen er Duitse jagers over gevlogen die ons beschoten. Op een pont naast ons werden twee soldaten geraakt. Wij zijn ongedeerd aan de andere oever , in Opijnen, aangekomen’.
Bij mij waren ook Sjef Olie (Kolsters) uit Middelbeers , Harrie Timmermans uit Diessen en Jan van Zeeland uit Oirschot.
Na enkele dagen Opijnen kregen we het bericht dat Nederland zich had overgegeven. Daar was voor ons niets van te merken want we hadden nog geen Duitser gezien. Onze wapens moesten we inleveren. We moesten wel in ons militair tenue blijven lopen. Ook hadden we elke ochtend appel bij onze officieren’.
Al vrij vlug mochten de soldaten die getrouwd waren en zij die thuis niet gemist konden worden naar huis, ik mocht na twee maanden naar huis.
Smuldersmannen
Onze Piet woonde in Dongen bij mensen in en werkte er als schaapsherder. En op een gegeven ogenblik zei ons moeder: “ja vader je moet onze Piet maar naar huis halen”, ik zei: “maar moeder toch” “ja zei zij ik wil hem thuis hebben”. Ik zei, ik ga hem wel halen, en ik op de fiets naar Tilburg, hier ineens “Halt, terug komen jij”. Ik moest zeggen waar ik naar toe ging en mocht weer verder, over de Dongensedreef naar Dongen. Die mensen in Dongen huilde dat ik onze Piet kwam halen, ze wisten zich geen raad mee de schapen want ze konden hem niet missen. Ik zei: “ik kan er niets aan doen, ons moeder wil onze Piet thuis hebben”. Ik was weer blij dat ik heelhuids weer thuis kwam.
Ik weet nog dat die Smuldersmannen (Smolders) die woonden bijna aan de Beerse Bak, en ik zei zo tegen ons moeder en onze Jan “die Smuldersmannen hoe zou het daar mee staan, want dat zijn oude mensen”, en onze Jan zou gaan kijken. Onze Jan ging er naar toe en terwijl ze aan tafel koffie zaten te drinken schoten ze de koffiepot van tafel af. Ze schoten precies tussen die mensen door, dat vertelde onze Jan. Die zei ook “De hele buurt was vertrokken maar deze mensen hadden ze laten zitten”. Ik zei dat dat niet netjes was, ze waren zo blij toen onze Jan binnen kwam dat ze opsprongen van blijdschap. Het waren boeren en ze waren oppasser. Wij hebben die mensen toen meegenomen. Graad en Mina waren toen naar Toon Smolders gegaan, dat was een neef.
De eerste jaren van de oorlog zeer rustig
De eerste jaren van de oorlog verliepen zeer rustig. De Duitsers bouwde een schijnvliegveld aan de Hanenberg in Oostelbeers waar we wel eens gingen kijken.
Het was een houten vliegtuig wat met een lier over een 700mtr lange rails werd getrokken. Het vliegtuig had ook lichten die ’s nachts met een schakelaar bediend werd om de overvliegende Engelse bommenwerpers te misleiden zodat ze niet het vliegveld Eindhoven zouden aanvallen’. Hij kan zich nog goed herinneren dat het vriendelijke jongens waren die Duitsers en dat ze ‘goeie soep’ hadden. In het begin zaten de soldaten in tenten bij het schijnvliegveld maar later zijn er barakken gebouwd bij de bunker aan de Langerijt nabij de boerderij van de huidige Ad Rijnen. Er zaten 4 Duitse soldaten dat later werd uitgebreid naar 6 waarvan er 4 het schijnvliegveld bemanden en 2 bij de barakken verbleven. De eerste jaren was het vrij rustig en er vielen maar 2 bommen die waarschijnlijk van de Duitsers zelf waren.
Op het eind van de oorlog moesten we het huis uit wat een ellende, en ons moeder was slecht te been. Met een platte kar vol geladen, vader moeder en 5 kinderen, en de 6 koeien gingen we over de Oude grindweg naar Boxtel. We hebben ongeveer 28 dagen in Boxtel gezeten. Onze koeien mochten bij Piet oom in de stal staan, deze zette zij koeien in de wei. Deze koeien zijn door de Duitsers meegenomen en onze koeien niet omdat ze op stal stonden.
Ja sommige mensen hadden enkel een kreuge waar ze hun spullen op hadden. Janus Hems was met een stootkar volgeladen op de Oude Grindweg toen er op 50 meter afstand een granaat viel. Van schrik dook hij de sloot in die vol brandnetels stond.
Ondergedoken
Eind 1941 of begin 1942 kreeg ik een oproep en moest me melden in Amersfoort. Ik ben toen ondergedoken bij Piet Vennix. Daar gingen we ’s nachts slapen. We waren daar met z’n vijven; Harrie van de Laar, onderduiker van Wijngaarden, Jan Vennix, onze (mijn broer) Piet en ik zelf. We sliepen in een strooimijt waarin we een gat hadden gemaakt om naar binnen te kruipen. Ook hadden we er een kleine luchtpijp in gemaakt om goed adem te kunnen halen. Als we erin zaten werd de ingang dichtgemaakt. Er was veel ruimte in, zeker wel voor tien personen. Alleen als we dachten dat er onheil kwam maakten we gebruik van deze schuilkelder. Dit hebben we gedaan tot het einde van de oorlog.
Veel onderduikers in de Beerzen
Vanaf 4 september 1944 tot aan de bevrijding 23 september ben ik ondergedoken geweest, tenminste als er onraad kwam. Ik ging dan in het Oude Kerkje, daar was nog een pastorie met een geheim luikje.
Er zaten veel onderduikers in de Beerzen, dat wisten we op het gemeentehuis ook goed en de burgemeester wist hier ook van maar niemand hinderde iemand. Als er een razzia kwam werd iedereen vlug ingelicht er is dan ook nooit iemand opgepakt. Velen zaten op de Huygenvoort bij Elting en in Westelbeers bij Mie en Janus van Kruisdijk.
Verjaardag
Op 14 september 1944 hebben we Evert Soethout zijn verjaardag gevierd en de laatste cacao opgemaakt, want we zeiden tegen elkaar wie weet wat ons de komende tijd te wachten staat.
Dacota DC 3 stort neer
Op zondag 17 september 1944 begon “Operatie Market Garden”, de lucht zat vol met DC. 3 Dacota’s met een Horse zweefvliegtuig op sleep. In de middag stortte een
Dacota DC 3 neer in het bos van Jan Copal aan de Nieuwe Erven, het zweefvliegtuig was al eerder verloren.
Beschieting van het landgoed
In de nacht van 16 en 17 september 1944 sliep ik in het kasteel in de kamer aan de kant van de boerderij. Plotseling hoorde ik het geluid van zware wagens die het landgoed op- reden. Het bleek een Duitse colonne te zijn. Midden in de nacht werd er hard op de deur gebonkt. Zeer angstwekkend. Iedereen ging naar beneden, de ketting werd van de voordeur gehaald en stonden we oog in oog met 3 of 4 Duitse SS officieren met in hun kielzog een grote groep soldaten. Zij rekwireerden het huis. Het betrof troepen die vanuit Frankrijk op de terugtocht waren. De groep een week is gebleven.
Hoog zwanger
18 September 1944 kwam het bevel dat we ons huis moesten verlaten en gezien mijn toestand, ik was hoog zwanger, wilde ik graag bij de voedvrouw, zuster Teepen, in Middelbeers wonen. We konden bij Sjef en Marie in huis komen, als de nood aan de man kwam. Zuster Teepen was bereid om te helpen, als de baby zou komen.
De Grote Beerze als verdedigingslinie
Ik woonde in de boerderij aan de Voorteindseweg 4 in Middelbeers. Ons derde kind Adriana was op 28 april 1944 geboren tijdens de bevrijding dus 5 maanden oud.
19 september 1944 kwamen de Duitsers onze boerderij binnen en vertelden dat we zo snel mogelijk eruit moesten want het zou daar te gevaarlijk worden. Ze wilden namelijk het riviertje De Grote Beerze als verdedigingslinie gaan gebruiken. Samen met de buren hadden we een schuilkelder gemaakt waar we in geval van nood zouden kunnen verblijven. Omdat er nog geen sprake was van acuut gevaar zijn we naar Kolsters gegaan waar we een dag en een nacht zijn geweest.
19 september 1944 kwamen we zo zwaar onder vuur te liggen dat we alsnog naar de schuilkelder zijn gegaan. Daar zaten uiteindelijk Willem van Houten en zijn vrouw en dochter Mien, de familie Kolsters en wij. Dat was op een vrijdag of zaterdag.
Gevechtsstand Oostelbeers
De school in Oostelbeers was in september 1944 gevorderd door de Duitsers zodat er geen les meer gegeven kon worden. Op een dag, ik kan me niet herinneren welke precies, kwamen er veel Duitse troepen en de school lag tjokvol militairen. Ons huis, aan de Kerkstraat in Oostelbeers, werd gevorderd, er werd een hoofdkwartier in gevestigd, en wij mochten alleen nog maar gebruik maken van de keuken, de kinderkamer en de kelder. Wij hoorden dat ze regelmatig berichten verzenden over de radio en zich melden met “Gevechtsstand Oostelbeers”.
Op die dag werd er vanuit de lucht veel geschoten, ’s Middags kwam er een open vrachtwagen met 3 of 4 gesneuvelde Duitsers bij de school aan. Even later kwamen vanaf ’t Hoogeind 3 gevangen genomen Engelse piloten, en onder zware bewaking gingen zij richting Middelbeers.
Beschieting begonnen
Op 20 september was de beschieting van het landgoed begonnen vanuit de richting Oostelbeers.
Bevrijd?
20 september 1944 kwamen ze zeggen dat we bevrijd waren. Daarop ben ik direct een maaltijd klaar gaan maken. Maar plotseling kwam Olde Bijvanck vertellen dat de Duitsers terugkwamen, zij stonden weer bij de brug bij van Roovert. Hals over kop zijn we toen naar Vessem gevlucht, in de haast nam ik nog mijn stopmand met sokken mee, maar mijn geld vergat ik! De pastoor ontfermde zich over de geconsacreerde hosties, die moesten per se mee. De niet gewijde hosties liet ie achter’. Op straat was paniek, iedereen zocht een heenkomen. Sien Willems vervoerde haar oude moeder op een kruiwagen en verderop liep een varken los over straat’.
29 of 30 september 1944 mochten wij pas terug naar huis.
Note:
7 Januari, in 1943 zijn de kerkklokken weggehaald door Duitsgezinde land-genoten. De klokken hebben nog één dag achter in de kerk gestaan, vandaar zijn ze naar het spoorwegetablissement in Tilburg vervoerd.
De Duitsers konden zich niet overgeven
Bij de bevrijding, september 1943, van Oostelbeers is heel hard gevochten, bij ons huis waar ook Duitsers zaten, zij zaten in de kelder. En de Engelsen maar schieten maar de Duitsers wilden er niet uit komen. Uiteindelijk schoten ze het huis in brand en moesten we er allemaal wel uit. Eén voor één eruit met de handen omhoog , allemaal achterelkaar.
De Engelsen stonden op een afstand, als er een burger uitkwam schoten ze niet maar elke Duitser werd neergeschoten. De Duitsers konden zich niet overgeven!
Duitsers in grote aantallen
Donderdag 21 september liepen de Duitsers in grote aantallen langs de zijkant van de weg en door de sloot richting Wintelré maar in de loop van de nacht kwamen ze met geweld terug. Want in de Oerse hei waren de Engelsen al. Bij het terugtrekken werden de Duitsers onder vuur genomen vanaf de Mostheuvel. Op de hoogte van het huis van Rinus van de Boomen boden ze wat tegenstand maar de Engelsen rukten heel snel op.
Frans gaf geen antwoord
Al een paar dagen voor de aanval, ik denk op 21 september, op de Beerzen begon, was het bij ons in en om het huis vol met Duitse soldaten. Wij vonden het toch wel gevaarlijk worden en daar wij een grote kelder hadden besloten wij in de kelder te gaan slapen. Wij zetten ons bed en ook het kinderbedje van ons kind Rinie, die een half jaar oud was, in de kelder.
Op een gegeven moment was het even stil en onze Frans zei tegen mij: ‘zullen we even uit de kelder gaan om te kijken wat er allemaal al kapot geschoten is?’
Maar meteen toen wij vanuit de kelder in de keuken kwamen de granaten al weer op ons af. Daar onze kelder aan de kant van Vessem was, en daar kwamen ook de granaten vandaan, zo kregen wij de volle laag. Opeens zei ik tegen onze Frans: ‘ik ben geraakt aan mijn hand’. Het was een flinke bloeding, de kogel zat er nu nog in. Onze Frans pakte me op en droeg mij de kelder in.
Toen we weer in de kelder zaten zei ik tegen onze Frans: ‘laten we maar samen bidden’. Een paar minuutjes, misschien heeft hij nog meegebeden, zei hij niets meer. Ik zei: ‘komen we hier nog ooit uit Frans?’ maar geen antwoord. Toen zag ik dat hij dood was, dus hij was ook geraakt. Daar zat ik met onze Rinie en het schieten ging maar door.
Opeens vlogen de kogels door de kelderdeur de kelder in, net tegen de weckflessen en die vlogen in stukken. Daarna vloog de kelderdeur open en daar stonden Engelse soldaten met het geweer. Een soldaat pakte toen mij en een andere ons Rinie. Zij namen ons mee naar buiten en brachten ons naar de overburen naar de boerderij van Vennix, Kuikseindseweg 18.
Morgen sind die Englander hier
De volgende dag 21 september, mijn vader wilde naar de kerk, hij speelde het orgel in de kerk, en dat was bijna iedere dag, maar hij was weer vlug terug, je kon merken dat de bevrijding niet lang meer zou duren, de Duitsers werden zenuwachtig.
De oppasser van een Duitse officier zei: “Morgen kannst du lachen, dann sind die Englander hier. Bist du nicht frof?”
’s Avonds kwamen een paar officieren mijn vader halen, hij moest met hen mee om de weg te wijzen naar de Baest. Hij moest helemaal mee lopen tot op de hoek van het Neereind. Wij waren blij toen hij weer terug kwam, hij had gezien dat de hele weg en de speelplaats van de school helemaal vol Duitse militairen lag.
Wat wij toen echter nog niet wisten dat er naast ons huis in de sloot toen reeds 4 Engelse soldaten, zgn. verkenners, lagen.
Granaat!
22 September 1944 Terwijl ik mijn huishoudelijke verplichtingen nakwam, kwam een granaat tegen de gevel van Van Eeten en de granaatscherven vlogen plotseling bij ons door het raam naar binnen. Ik was daar meer 1 meter vandaan en werd door granaatscherven getroffen in mijn linker arm 2 scherven in mijn borst en een scherf schampte over mijn rechter schouder. Ik vloog naar Hendrik, die zich aan het scheren was in de keuken, en viel voor zijn voeten neer. Hendrik riep zuster Teepen die op de weg was. Ze kwam spoedig met enkele Rode Kruishelpers met brancard, die brachten mij naar de overkant naar de school, die als Rode Kruisgebouw was ingericht’. Hier bevonden zich Sjef Liebregts en de heer Haneveld, beiden lid van de E.H.B.O. Ik werd verbonden en het bloeden werd met baddoeken gestelpt en door de Engelse naar het ziekenhuis in Eindhoven vervoerd.
Het kind in het hoofd getroffen.
22 september was de situatie onhoudbaar geworden. De Engelsen schoten erg dicht bij onze schuilkelder en iedereen wilde er zo snel mogelijk uit.
De anderen kropen er snel uit maar ik zat helemaal achterin met het kind op mijn linkerarm. Toen de anderen buiten waren werd ik binnen getroffen aan mijn linkerschouder door een granaatscherf. Het kind werd daarbij misschien door dezelfde scherf in het hoofd getroffen. Het was op slag dood. Ik had nog steeds het kindje bij me. Bij van Veghel werd een klein kistje gemaakt en hebben we het kind voorlopig begraven in een hoekje van een open schuur.
Opeens stond onze boerderij in brand
22 september 1944 zijn wij met z’n allen in de schuilkelder gekropen. Onze schuilkelder was maar een smalle haakse gang in de grond gegraven, van boven open, wel onder een boom.
Toen opeens vloog onze boerderij in brand. Even hebben we geprobeerd iets uit het huis te halen. Op dat moment vloog en net een scherf over onze Gerard zijn hoofd, blaren en stukken takken kreeg hij op zijn hoofd van een boom war hij onderdoor liep. Toen maar weer vlug in de schuilkelder.
Onze schuilkelder lag achter ons huis, daarom konden wij niet zien wat er op straat gebeurde. Om ongeveer 12.00 uur werd het stil en hield het schieten op en zijn we uit e schuilkelder gekropen. We stonden achter de boerderij naar de brand te kijken en toen zagen we vanachter uit de bossen de Engelsen aankomen, helemaal volgehangen met munitie, dat waren de echte stoottroepen. Zij gaven ons een hand en zeiden wel wat maar daar konden wij niets van verstaan.
Van de H.A.R.K. (Hulp Actie Rode Kruis) hebben we kleding gekregen, dat kreeg iedereen die niets meer had. Daar was ook mevrouw Haneveld om het mee uit te delen. Dat waren echte goede mensen, ze waren overal en hielpen iedereen, bij ons kwam ze ook veel.
Oostelbeers onder vuur
De volgende morgen, 22 september, begon de aanval weer en werd Oostelbeers onder vuur genomen. Als eerste vloog de boerderij van Dries Deenen in brand.
Engelse soldaten keken door het keukenraam
Toen wij de volgende dag opstonden, het moet de 22ste zijn geweest, was er bij ons geen een Duitser meer. Ik ging naar buiten en zag een Duitse soldaat bij de Bruin (café Juliana) in een boom klimmen om een appel te plukken dacht ik. Plotseling werd er geschoten en de soldaat tuimelde uit de boom, op dat moment brak de hel los van alle kanten werd er nu geschoten. We renden naar binnen en doken de kelder in. Na een paar uur werd het weer rustig, het schieten was opgehouden, en wij kwamen voorzichtig de kelder uit, en ja daar stonden ze dan, geheel gecamoufleerde Engelse soldaten keken door het keukenraam naar binnen. We waren bevrijd, vreugde alom.
Bevrijd!
Tijdens de laatste dagen van de oorlog was ik bij de fam. Fransen aan de Hertog Janstraat in Middelbeers als kraamhulp aan ’t werk en wilde net een luier naar buiten brengen toen ik twee soldaten langs het raam zag komen, helemaal onder de takken als camouflage. Ik schrok er zo van en vluchtten terug naar de kelder. De soldaten kwamen binnen en gooiden sigaretten op tafel. Theo Fransen, die in de keuken aanwezig was, zei: “kom maar tevoorschijn, dit zijn Engelse”, en toen was ik ook bevrijd, dat was op de 24ste.
Toen wij buiten kwamen, keken we direct naar ons huis en zagen dat er nog geen (dak) pan vanaf was. Ik met Theo Fransen wat spullen bij elkaar gepakt en op weg naar Vessem. Maar eerst wou ik toch wel even bij ons naar binnen kijken, maar er was niemand, alleen die twee Engelse soldaten. Die wezen naar een schilderij wat in de kamer hing. Eerst wezen zij naar onze Piet en ons Maria, en toen hadden zij het over 6 kilometer evacueren maar ik wist niet wat dat betekende. Van onze Piet en Maria dacht ik dat die wel de bossen waren ingevlucht.
Toen wij op weg waren naar Vessem zagen we, ter hoogte van Frans Timmers, in de verte Jan van Aken aan komen met zijn hand in het verband. Marie Liebregts was er ook bij en die vertelde iets tegen Theo Fransen. Ik dacht dat ze het hadden over onze Piet en ons Maria. Ze vertelde eerst dat Frans Timmers in de kelder dood geschoten was, en toen van onze Piet en ons Maria.
Het was n.l. zo: Ikzelf was niet thuis toen er in onze schuilkelder thuis dat ongeluk gebeurden. Ik kreeg te horen dat ons moeder en onze Jan zwaar gewond waren, en door een Rode Kruiswagen waren weggebracht, en de rest van ons gezin naar Vessem waar ik 2 dagen later aankwam.
Onze Jan hadden we vlug gevonden, die lag in het ziekenhuis in Eindhoven, maar waar ons moeder was wist niemand waar ze die naar toe gereden hadden. Ze waren samen nog in de Rode kruiswagen naar Oerle gebracht. Ook niemand van de Engelsen kon het vertellen. Na 6 weken zoeken kwam er een bericht uit het St. Elisabeth gasthuis in Antwerpen. Ze lag hier omdat het ziekenhuis in Eindhoven helemaal vol was.
Al direct na de bevrijding kwam er de H.A.R.K. (Hulp Actie Rode Kruis), deze H.A.R.K. is mede opgericht door Mevr. Haneveld. Alles werd ingezameld zoals, kleding, schoenen, dekens, ook veel was er afkomstig uit Amerika en Engeland. Het werd opgeslagen op de zolder bij Cees Huijbers, boven de winkel in de Doornboomstraat. Het werd uitgedeeld aan diegene die ‘t zwaarst getroffen waren’.