Al een paar dagen voor de aanval, ik denk op 21 september, op de Beerzen begon, was het bij ons in en om het huis vol met Duitse soldaten. Wij vonden het toch wel gevaarlijk worden en daar wij een grote kelder hadden besloten wij in de kelder te gaan slapen. Wij zetten ons bed en ook het kinderbedje van ons kind Rinie, die een half jaar oud was, in de kelder.
Op een gegeven moment was het even stil en onze Frans zei tegen mij: ‘zullen we even uit de kelder gaan om te kijken wat er allemaal al kapot geschoten is?’
Maar meteen toen wij vanuit de kelder in de keuken kwamen de granaten al weer op ons af. Daar onze kelder aan de kant van Vessem was, en daar kwamen ook de granaten vandaan, zo kregen wij de volle laag. Opeens zei ik tegen onze Frans: ‘ik ben geraakt aan mijn hand’. Het was een flinke bloeding, de kogel zat er nu nog in. Onze Frans pakte me op en droeg mij de kelder in.
Toen we weer in de kelder zaten zei ik tegen onze Frans: ‘laten we maar samen bidden’. Een paar minuutjes, misschien heeft hij nog meegebeden, zei hij niets meer. Ik zei: ‘komen we hier nog ooit uit Frans?’ maar geen antwoord. Toen zag ik dat hij dood was, dus hij was ook geraakt. Daar zat ik met onze Rinie en het schieten ging maar door.
Opeens vlogen de kogels door de kelderdeur de kelder in, net tegen de weckflessen en die vlogen in stukken. Daarna vloog de kelderdeur open en daar stonden Engelse soldaten met het geweer. Een soldaat pakte toen mij en een andere ons Rinie. Zij namen ons mee naar buiten en brachten ons naar de overburen naar de boerderij van Vennix, Kuikseindseweg 18.
Standaard