1944
september
Standaard

Dansen en onderduiken

We gingen dikwijls dansen in Tilburg bij Ton Smits in de Heuvelstraat. Daar was en dansschool. Ik ging er, op de fiets, met nog enkel anderen waaronder Marietje van Dommelen  ook uit Middelbeers. Wat moesten we ander doen op zondag, er was maar weinig te beleven! Het dansen was verboden, dat wisten we allemaal wel maar wij stonden niet stil bij het gevaar.

Tot op een zondagmiddag, in januari 1943, toen we ook weer in Tilburg in de danszaal waren kwam er opeens kwam er een groep Duitsers in uniform binnen. De hele zaal werd afgesloten, de meisjes mochten eruit en de jongens werden meegenomen naar de Willem II kazerne in Tilburg. Daar hebben we nog de hele middag in de sneeuw gestaan. We waren tot onze knieën ingesneeuwd en mochten niet bewegen, we moesten stil blijven staan. Allemaal in een rij.

Een wacht liep op en neer met en geladen geweer en pas ’s avonds zijn we in een vrachtwagen geladen en naar ’s Hertogenbosch naar het Huis van Bewaring gebracht. Daar zijn we nog een hele week geweest. Toen werden we weer in een vrachtwagen geladen  en naar  Amersfoort gebracht.

We hadden enkel onze zondagse kleren aan, anders hadden we niets bij ons. In Amersfoort, daar zaten wel 4000 man, aangekomen hadden we nog steeds dezelfde kleren aan die niet zo fris meer waren. Daar moesten we onze kleren inleveren en kregen we een kamppak aan en klompen. Sokken kregen we niet.

Na enkele weken werden we ‘s nachts op transport gezet nu naar West-Falen in Duitsland. Ik had al afgesproken met twee andere jongens, Ad Hoozemans uit Diessen en Christ van Riel uit Hilvarenbeek, dat we onderweg uit de trein zouden springen.

Terwijl de trein op volle snelheid  lag zijn wij er ter hoogte van Liempde uitgesprongen zoals afgesproken. We zouden afzonderlijk naar huis lopen. Ik was weinig gewond, veel schaafwonden en een gebroken vinger. Uren heb ik door de velden en bossen gelopen.

Uiteindelijk kwam ik in Oirschot bij molenaar van Kessel aan de Bestseweg uit. Pas ’s avonds toen het donker kwam dierenarts Roelvink met de motor en die heeft mij meegenomen.  Roelvink bracht mij naar Sjef Adriaanse aan de Voorteindse-weg, dat was een oom van mij. Daar ben ik een nacht geweest en toen naar brugwachter Mans aan de Groenewoudse brug  gegaan. Daar ben ik tot mei 1944 ondergedoken geweest.

The end
Standaard

Opeens stond onze boerderij in brand

22 september 1944 zijn wij met z’n allen in de schuilkelder gekropen. Onze schuilkelder was maar een smalle haakse gang in de grond gegraven, van boven open, wel onder een boom.
Toen opeens vloog onze boerderij in brand. Even hebben we geprobeerd iets uit het huis te halen. Op dat moment vloog en net een scherf over onze Gerard zijn hoofd, blaren en stukken takken kreeg hij op zijn hoofd van een boom war hij onderdoor liep. Toen maar weer vlug in de schuilkelder.
Onze schuilkelder lag achter ons huis, daarom konden wij niet zien wat er op straat gebeurde. Om ongeveer 12.00 uur werd het stil en hield het schieten op en zijn we uit e schuilkelder gekropen. We stonden achter de boerderij naar de brand te kijken en toen zagen we vanachter uit de bossen de Engelsen aankomen, helemaal volgehangen met munitie, dat waren de echte stoottroepen. Zij gaven ons een hand en zeiden wel wat maar daar konden wij niets van verstaan.
Van de H.A.R.K. (Hulp Actie Rode Kruis) hebben we kleding gekregen, dat kreeg iedereen die niets meer had. Daar was ook mevrouw Haneveld om het mee uit te delen. Dat waren echte goede mensen, ze waren overal en hielpen iedereen, bij ons kwam ze ook veel.

The end