Bij de capitulatie van Nederland in 1940 ben ik met nog 6 Beerse jongens gevangen gezet in Duitsland: Antoon Smulders in Rostock, Harrie van de Laar in Starregat, Toon van Korven, Janus Smulders, Karel Smulders en Frans Adriaans, allen teruggekomen. In gevangenschap van 5 weken kregen ze niets op af en toe een gestoomde aardappel na. Na een 5 a 6 tal weken mochten we terug naar huis.
Vanaf half augustus 1944 zat ik bij de PAN (Partizanen Actie Nederland) maar had ook contacten met de LO via Huybregts. Bij een bijeenkomst van de PAN, geleid door Roosema als commandant, in de Spreeuwel in Westelbeers. Hier kwam ik er achter dat er ook Teet Elting er bij zat en nog 4 anderen die ik niet kende.
Mei 1944 de eerste Duitsers in Oostelbeers
Begin februari 1943 werden de kerkklokken uit de toren van de kerk in Oostelbeers gehaald. Drie grote klokken, één kleine bleef hangen. Dat gebeurde niet door Duitsers , het waren mannen in een blauwe overall, ze waren met z’n vieren. Waarschijnlijk leden van de Organization Todt. Ze kwamen met een rode General motor Truck met D.A.F. pendel-as oplegger. De truck liep op gasflessen. Het was bitterkoud die dag, ‘s avonds om half zeven reden ze weg.
Een waardevol angels klokje was al eerder achter op het kerkhof verstopt, is daar niet gevonden!
Eind mei 1944 kwamen de eerste Duitsers in Oostelbeers, zij trokken in de school. De schoolactiviteiten werden verplaatst naar de oude kerk.
Voor die tijd hebben we weinig Duitsers gezien, behalve dan Kurt Rosevelt met zijn mannen van het schijnvliegveld. Ook waren er Duitsers aan de Vessemsedijk in de wei van Peer Geerts. Daar was ook een vrouw bij, een zg. Flak Waffen Helferin. Ingekwartierd in de school was de weermacht afdeling Plümekelater de afdeling Graz.
Na een keuring ondergedoken
In 1941 kreeg ik een oproep voor de keuring om te moeten gaan werken in Duitsland bij de Krupp Fabrieken in Essen. In moest me melden in Tilburg in de Spoorlaan. Ik ben daarnaar toe gegaan en werd goedgekeurd. Die keuring stelde niet veel voor, ze moesten gewoon mensen hebben. Ik werd door een man die bij de ingang stond binnengelaten, toen ik weer buiten kwam zei diezelfde man tegen mij: ”waar kom jij vandaan?” Ik zei dat ik uit de Beerzen kwam en daarop antwoordde hij dat ik maar gauw naar huis moest gaan. Ik begreep direct wat hij bedoelde, ben gauw naar huis gegaan en ondergedoken.
Bij de gevechten, september 1944, in Oostelbeers heb ik gezien dat Jan Verhagen dodelijk getroffen werd door een granaatscherf. Jan Verhagen en Lisa van Beers heb ik samen, ik dacht met Frans Adriaans, onder de toren gelegd. Toen twee kisten bij Adriaans in de timmerwinkel gemaakt en begraven op het kerkhof in Oostelbeers.
Na de bevrijding ben ik nog met enkele anderen uit de jaren als vrijwilliger naar Nederlands Indië geweest.
Smuldersmannen
Onze Piet woonde in Dongen bij mensen in en werkte er als schaapsherder. En op een gegeven ogenblik zei ons moeder: “ja vader je moet onze Piet maar naar huis halen”, ik zei: “maar moeder toch” “ja zei zij ik wil hem thuis hebben”. Ik zei, ik ga hem wel halen, en ik op de fiets naar Tilburg, hier ineens “Halt, terug komen jij”. Ik moest zeggen waar ik naar toe ging en mocht weer verder, over de Dongensedreef naar Dongen. Die mensen in Dongen huilde dat ik onze Piet kwam halen, ze wisten zich geen raad mee de schapen want ze konden hem niet missen. Ik zei: “ik kan er niets aan doen, ons moeder wil onze Piet thuis hebben”. Ik was weer blij dat ik heelhuids weer thuis kwam.
Ik weet nog dat die Smuldersmannen (Smolders) die woonden bijna aan de Beerse Bak, en ik zei zo tegen ons moeder en onze Jan “die Smuldersmannen hoe zou het daar mee staan, want dat zijn oude mensen”, en onze Jan zou gaan kijken. Onze Jan ging er naar toe en terwijl ze aan tafel koffie zaten te drinken schoten ze de koffiepot van tafel af. Ze schoten precies tussen die mensen door, dat vertelde onze Jan. Die zei ook “De hele buurt was vertrokken maar deze mensen hadden ze laten zitten”. Ik zei dat dat niet netjes was, ze waren zo blij toen onze Jan binnen kwam dat ze opsprongen van blijdschap. Het waren boeren en ze waren oppasser. Wij hebben die mensen toen meegenomen. Graad en Mina waren toen naar Toon Smolders gegaan, dat was een neef.
De eerste jaren van de oorlog zeer rustig
De eerste jaren van de oorlog verliepen zeer rustig. De Duitsers bouwde een schijnvliegveld aan de Hanenberg in Oostelbeers waar we wel eens gingen kijken.
Het was een houten vliegtuig wat met een lier over een 700mtr lange rails werd getrokken. Het vliegtuig had ook lichten die ’s nachts met een schakelaar bediend werd om de overvliegende Engelse bommenwerpers te misleiden zodat ze niet het vliegveld Eindhoven zouden aanvallen’. Hij kan zich nog goed herinneren dat het vriendelijke jongens waren die Duitsers en dat ze ‘goeie soep’ hadden. In het begin zaten de soldaten in tenten bij het schijnvliegveld maar later zijn er barakken gebouwd bij de bunker aan de Langerijt nabij de boerderij van de huidige Ad Rijnen. Er zaten 4 Duitse soldaten dat later werd uitgebreid naar 6 waarvan er 4 het schijnvliegveld bemanden en 2 bij de barakken verbleven. De eerste jaren was het vrij rustig en er vielen maar 2 bommen die waarschijnlijk van de Duitsers zelf waren.
Op het eind van de oorlog moesten we het huis uit wat een ellende, en ons moeder was slecht te been. Met een platte kar vol geladen, vader moeder en 5 kinderen, en de 6 koeien gingen we over de Oude grindweg naar Boxtel. We hebben ongeveer 28 dagen in Boxtel gezeten. Onze koeien mochten bij Piet oom in de stal staan, deze zette zij koeien in de wei. Deze koeien zijn door de Duitsers meegenomen en onze koeien niet omdat ze op stal stonden.
Ja sommige mensen hadden enkel een kreuge waar ze hun spullen op hadden. Janus Hems was met een stootkar volgeladen op de Oude Grindweg toen er op 50 meter afstand een granaat viel. Van schrik dook hij de sloot in die vol brandnetels stond.
Ondergedoken
Eind 1941 of begin 1942 kreeg ik een oproep en moest me melden in Amersfoort. Ik ben toen ondergedoken bij Piet Vennix. Daar gingen we ’s nachts slapen. We waren daar met z’n vijven; Harrie van de Laar, onderduiker van Wijngaarden, Jan Vennix, onze (mijn broer) Piet en ik zelf. We sliepen in een strooimijt waarin we een gat hadden gemaakt om naar binnen te kruipen. Ook hadden we er een kleine luchtpijp in gemaakt om goed adem te kunnen halen. Als we erin zaten werd de ingang dichtgemaakt. Er was veel ruimte in, zeker wel voor tien personen. Alleen als we dachten dat er onheil kwam maakten we gebruik van deze schuilkelder. Dit hebben we gedaan tot het einde van de oorlog.
Veel onderduikers in de Beerzen
Vanaf 4 september 1944 tot aan de bevrijding 23 september ben ik ondergedoken geweest, tenminste als er onraad kwam. Ik ging dan in het Oude Kerkje, daar was nog een pastorie met een geheim luikje.
Er zaten veel onderduikers in de Beerzen, dat wisten we op het gemeentehuis ook goed en de burgemeester wist hier ook van maar niemand hinderde iemand. Als er een razzia kwam werd iedereen vlug ingelicht er is dan ook nooit iemand opgepakt. Velen zaten op de Huygenvoort bij Elting en in Westelbeers bij Mie en Janus van Kruisdijk.
Dacota DC 3 stort neer
Op zondag 17 september 1944 begon “Operatie Market Garden”, de lucht zat vol met DC. 3 Dacota’s met een Horse zweefvliegtuig op sleep. In de middag stortte een
Dacota DC 3 neer in het bos van Jan Copal aan de Nieuwe Erven, het zweefvliegtuig was al eerder verloren.
Beschieting van het landgoed
In de nacht van 16 en 17 september 1944 sliep ik in het kasteel in de kamer aan de kant van de boerderij. Plotseling hoorde ik het geluid van zware wagens die het landgoed op- reden. Het bleek een Duitse colonne te zijn. Midden in de nacht werd er hard op de deur gebonkt. Zeer angstwekkend. Iedereen ging naar beneden, de ketting werd van de voordeur gehaald en stonden we oog in oog met 3 of 4 Duitse SS officieren met in hun kielzog een grote groep soldaten. Zij rekwireerden het huis. Het betrof troepen die vanuit Frankrijk op de terugtocht waren. De groep een week is gebleven.
De Grote Beerze als verdedigingslinie
Ik woonde in de boerderij aan de Voorteindseweg 4 in Middelbeers. Ons derde kind Adriana was op 28 april 1944 geboren tijdens de bevrijding dus 5 maanden oud.
19 september 1944 kwamen de Duitsers onze boerderij binnen en vertelden dat we zo snel mogelijk eruit moesten want het zou daar te gevaarlijk worden. Ze wilden namelijk het riviertje De Grote Beerze als verdedigingslinie gaan gebruiken. Samen met de buren hadden we een schuilkelder gemaakt waar we in geval van nood zouden kunnen verblijven. Omdat er nog geen sprake was van acuut gevaar zijn we naar Kolsters gegaan waar we een dag en een nacht zijn geweest.
19 september 1944 kwamen we zo zwaar onder vuur te liggen dat we alsnog naar de schuilkelder zijn gegaan. Daar zaten uiteindelijk Willem van Houten en zijn vrouw en dochter Mien, de familie Kolsters en wij. Dat was op een vrijdag of zaterdag.
Gevechtsstand Oostelbeers
De school in Oostelbeers was in september 1944 gevorderd door de Duitsers zodat er geen les meer gegeven kon worden. Op een dag, ik kan me niet herinneren welke precies, kwamen er veel Duitse troepen en de school lag tjokvol militairen. Ons huis, aan de Kerkstraat in Oostelbeers, werd gevorderd, er werd een hoofdkwartier in gevestigd, en wij mochten alleen nog maar gebruik maken van de keuken, de kinderkamer en de kelder. Wij hoorden dat ze regelmatig berichten verzenden over de radio en zich melden met “Gevechtsstand Oostelbeers”.
Op die dag werd er vanuit de lucht veel geschoten, ’s Middags kwam er een open vrachtwagen met 3 of 4 gesneuvelde Duitsers bij de school aan. Even later kwamen vanaf ’t Hoogeind 3 gevangen genomen Engelse piloten, en onder zware bewaking gingen zij richting Middelbeers.
Beschieting begonnen
Op 20 september was de beschieting van het landgoed begonnen vanuit de richting Oostelbeers.
De Duitsers konden zich niet overgeven
Bij de bevrijding, september 1943, van Oostelbeers is heel hard gevochten, bij ons huis waar ook Duitsers zaten, zij zaten in de kelder. En de Engelsen maar schieten maar de Duitsers wilden er niet uit komen. Uiteindelijk schoten ze het huis in brand en moesten we er allemaal wel uit. Eén voor één eruit met de handen omhoog , allemaal achterelkaar.
De Engelsen stonden op een afstand, als er een burger uitkwam schoten ze niet maar elke Duitser werd neergeschoten. De Duitsers konden zich niet overgeven!
Duitsers in grote aantallen
Donderdag 21 september liepen de Duitsers in grote aantallen langs de zijkant van de weg en door de sloot richting Wintelré maar in de loop van de nacht kwamen ze met geweld terug. Want in de Oerse hei waren de Engelsen al. Bij het terugtrekken werden de Duitsers onder vuur genomen vanaf de Mostheuvel. Op de hoogte van het huis van Rinus van de Boomen boden ze wat tegenstand maar de Engelsen rukten heel snel op.
Frans gaf geen antwoord
Al een paar dagen voor de aanval, ik denk op 21 september, op de Beerzen begon, was het bij ons in en om het huis vol met Duitse soldaten. Wij vonden het toch wel gevaarlijk worden en daar wij een grote kelder hadden besloten wij in de kelder te gaan slapen. Wij zetten ons bed en ook het kinderbedje van ons kind Rinie, die een half jaar oud was, in de kelder.
Op een gegeven moment was het even stil en onze Frans zei tegen mij: ‘zullen we even uit de kelder gaan om te kijken wat er allemaal al kapot geschoten is?’
Maar meteen toen wij vanuit de kelder in de keuken kwamen de granaten al weer op ons af. Daar onze kelder aan de kant van Vessem was, en daar kwamen ook de granaten vandaan, zo kregen wij de volle laag. Opeens zei ik tegen onze Frans: ‘ik ben geraakt aan mijn hand’. Het was een flinke bloeding, de kogel zat er nu nog in. Onze Frans pakte me op en droeg mij de kelder in.
Toen we weer in de kelder zaten zei ik tegen onze Frans: ‘laten we maar samen bidden’. Een paar minuutjes, misschien heeft hij nog meegebeden, zei hij niets meer. Ik zei: ‘komen we hier nog ooit uit Frans?’ maar geen antwoord. Toen zag ik dat hij dood was, dus hij was ook geraakt. Daar zat ik met onze Rinie en het schieten ging maar door.
Opeens vlogen de kogels door de kelderdeur de kelder in, net tegen de weckflessen en die vlogen in stukken. Daarna vloog de kelderdeur open en daar stonden Engelse soldaten met het geweer. Een soldaat pakte toen mij en een andere ons Rinie. Zij namen ons mee naar buiten en brachten ons naar de overburen naar de boerderij van Vennix, Kuikseindseweg 18.
Morgen sind die Englander hier
De volgende dag 21 september, mijn vader wilde naar de kerk, hij speelde het orgel in de kerk, en dat was bijna iedere dag, maar hij was weer vlug terug, je kon merken dat de bevrijding niet lang meer zou duren, de Duitsers werden zenuwachtig.
De oppasser van een Duitse officier zei: “Morgen kannst du lachen, dann sind die Englander hier. Bist du nicht frof?”
’s Avonds kwamen een paar officieren mijn vader halen, hij moest met hen mee om de weg te wijzen naar de Baest. Hij moest helemaal mee lopen tot op de hoek van het Neereind. Wij waren blij toen hij weer terug kwam, hij had gezien dat de hele weg en de speelplaats van de school helemaal vol Duitse militairen lag.
Wat wij toen echter nog niet wisten dat er naast ons huis in de sloot toen reeds 4 Engelse soldaten, zgn. verkenners, lagen.
Het kind in het hoofd getroffen.
22 september was de situatie onhoudbaar geworden. De Engelsen schoten erg dicht bij onze schuilkelder en iedereen wilde er zo snel mogelijk uit.
De anderen kropen er snel uit maar ik zat helemaal achterin met het kind op mijn linkerarm. Toen de anderen buiten waren werd ik binnen getroffen aan mijn linkerschouder door een granaatscherf. Het kind werd daarbij misschien door dezelfde scherf in het hoofd getroffen. Het was op slag dood. Ik had nog steeds het kindje bij me. Bij van Veghel werd een klein kistje gemaakt en hebben we het kind voorlopig begraven in een hoekje van een open schuur.
Opeens stond onze boerderij in brand
22 september 1944 zijn wij met z’n allen in de schuilkelder gekropen. Onze schuilkelder was maar een smalle haakse gang in de grond gegraven, van boven open, wel onder een boom.
Toen opeens vloog onze boerderij in brand. Even hebben we geprobeerd iets uit het huis te halen. Op dat moment vloog en net een scherf over onze Gerard zijn hoofd, blaren en stukken takken kreeg hij op zijn hoofd van een boom war hij onderdoor liep. Toen maar weer vlug in de schuilkelder.
Onze schuilkelder lag achter ons huis, daarom konden wij niet zien wat er op straat gebeurde. Om ongeveer 12.00 uur werd het stil en hield het schieten op en zijn we uit e schuilkelder gekropen. We stonden achter de boerderij naar de brand te kijken en toen zagen we vanachter uit de bossen de Engelsen aankomen, helemaal volgehangen met munitie, dat waren de echte stoottroepen. Zij gaven ons een hand en zeiden wel wat maar daar konden wij niets van verstaan.
Van de H.A.R.K. (Hulp Actie Rode Kruis) hebben we kleding gekregen, dat kreeg iedereen die niets meer had. Daar was ook mevrouw Haneveld om het mee uit te delen. Dat waren echte goede mensen, ze waren overal en hielpen iedereen, bij ons kwam ze ook veel.
Oostelbeers onder vuur
De volgende morgen, 22 september, begon de aanval weer en werd Oostelbeers onder vuur genomen. Als eerste vloog de boerderij van Dries Deenen in brand.
Engelse soldaten keken door het keukenraam
Toen wij de volgende dag opstonden, het moet de 22ste zijn geweest, was er bij ons geen een Duitser meer. Ik ging naar buiten en zag een Duitse soldaat bij de Bruin (café Juliana) in een boom klimmen om een appel te plukken dacht ik. Plotseling werd er geschoten en de soldaat tuimelde uit de boom, op dat moment brak de hel los van alle kanten werd er nu geschoten. We renden naar binnen en doken de kelder in. Na een paar uur werd het weer rustig, het schieten was opgehouden, en wij kwamen voorzichtig de kelder uit, en ja daar stonden ze dan, geheel gecamoufleerde Engelse soldaten keken door het keukenraam naar binnen. We waren bevrijd, vreugde alom.