Daar ik geen boerenzoon was kreeg ik, half oktober 1942, een oproep voor de arbeidsdienst. Ik ben toen terecht gekomen in Groningen, in de Slingerbeetjes, tegenover was een Joods kamp. Op een gegeven ogenblik dacht ik :”Ik moet hier weg zien te komen”. Op een keer meldde ik mij ziek, ik heb toen steeds maar volgehouden dat het steeds erger werd. En op zekere dag moest ik naar een ziekenhuis in Utrecht voor onderzoek, toen dat voorbij was mocht ik terug zonder geleiden. Zodra ik buiten was ben ik naar huis gevlucht.
Na een paar dagen thuis kwam politie Wim van de Anker bij ons zeggen dat ik in het politieblad stond ben ik maar vlug ondergedoken.
Ik ben toen naar Basten aan de Kuikseindseweg gegaan waar ik in een ondergrondse schuilkelder gezeten heb. Wim Basten kwam mij eten brengen. Het was zo’n ellende in die schuilkelder, koud en nat, ik heb er zelfs nog schurft opgelopen. Pas tergen de bevrijding werd het minder met het gevaar. Ik had toen wel een Ausweis gekregen maar dat was niet meer geldig.